naar overzicht

David Beckham en nummer 136

Ik voel dat ik blaren op mijn handen heb. Triest eigenlijk, na een halfuurtje trekken aan een touw. Teveel gewend aan toetsenborden en pipetten. Samen met Silas ben ik aan het vissen op het meer dat vijftig meter van ons huis begint.

Er zijn twee gangbare manieren van vissen op het Victoriameer. Veel vissers zetten drijvende lampen uit tussen hun netten. Een prachtig gezicht vanaf de kant: duizenden drijvende lichtjes in een verder donkere nacht. Bij de eerste aanblik denk je dat er een stad in het water drijft. Op het licht komen vliegjes af die op hun beurt vissen aantrekken. Na enige tijd haal je de netten vanaf de boot binnen. Een mooie techniek, die enkel werkt als het donker is. Bij maanlicht hebben de lampen te weinig effect. Omdat het vanavond volle maan is, gebruiken we een alternatieve methode.

We varen het meer op en werpen onze netten, waaraan lange touwen bevestigd zijn, uit. Nadat we teruggeroeid zijn naar het land beginnen we de netten binnen te halen. De netten slepen over de grond en nemen alles wat ze onderweg tegenkomen mee. Niet alleen vissen, maar ook planten en af en toe grotere dieren. Geregeld raakt een nijlpaard verstrikt in een net. Dan breekt het of hoor je ineens een plons van een nijlpaard dat met een elegante sprong over het net springt. Ditmaal zitten er vooral veel planten in de weg. Een flinke klus.

Met twee maal vijf personen halen we de touwen binnen. Naarmate het net dichter bij de kant komt, wordt het trekken zwaarder. We moeten ons echt schrap zetten, maar krijgen nieuwe energie als we gespartel horen. De netten zijn inmiddels vlak bij de waterrand en in het licht van de maan en onze hoofdlantaarns verschijnen tientallen rode oogjes. Een enorme vangst. Een spartelende stapel van meer dan honderd vissen: nijlbaarzen en tilapia.

Om ons heen verzamelt zich een groepje belangstellenden. Hier en daar worden vissen uitgedeeld aan bekenden. Een dame met kind groet ons. ‘Herken je haar?’, vraagt Silas. Uiteraard niet. We zien dagelijks tientallen nieuwe mensen en in het in het donker is het sowieso haast onmogelijk iemand te herkennen. ‘Dit is 136’, zegt de dame terwijl ze naar haar dochter wijst. Ik schiet in de lach. Kind nummer 136 uit de studie. Silas en de moeder lachen nu ook, terwijl het kind zich achter haar moeder verbergt. Uiteraard heet het kind anders. Alhoewel, er zijn voldoende vreemde namen in onze studie. Drie David Beckham’s, twee Tony Blairs, Philips, iemand met de middelste naam Cliffrichard en een meisje met de weinig vleiende naam Goodenough.

Dan is er een jongetje dat Courage heet, dat iedere keer enorm hard moet huilen, nog voordat we het lancetje voor de vingerprik tevoorschijn hebben gehaald. Een meisje dat Usnavy heet blijkt geboren te zijn in een havenstad. Toen ze ter wereld kwam lag er net een groot Amerikaans marineschip voor de kust en haar vader vond het aardig om haar hiernaar te vernoemen. Een jongen die geboren is in 1995, spant echter de kroon. Weer had de vader de naam mogen bedenken en met oog voor de kenniseconomie had hij het kind ‘Windows95’ gedoopt. Met de toenemende activiteiten van het Gates Malaria Partnership in Afrika fantaseer ik over het moment waarop de jongen solliciteert op een baan bij dit project van de Bill en Melinda Gates foundation.