naar overzicht

Honderd procent nieuwsgierigheid

‘Misschien kun je wel de beste malariaonderzoeker van de wereld worden!’. In de ogen van mijn collega straalt een enthousiasme dat niet aanstekelijk werkt. Allereerst is het een vrij naïeve gedachte, ik ken tientallen onderzoekers die meer aanspraak op die titel zouden maken. Daarnaast is het een drijfveer van het jaar nul.

Ik zou liegen als ik zou zeggen helemaal gevoelloos te zijn voor prestige. Ik denk dat weinigen dat zijn. Zeker in de academie waar je het duidelijk niet hoeft te doen voor het geld, vormt prestige vaak een alternatief valuta. Eentje waarbij in ieder vakgebied andere regels gelden over wat de koers bepaald. Prestige is uiteraard in ieder vakgebied wel iets dat ten opzichte van anderen bepaald wordt. Bij berggorilla’s is een lage bromtoon dé manier om een leider voorzichtig te benaderen en aan te geven dat je geen concurrent bent; dat je de hiërarchie respecteert. Ik heb collega’s waarbij ik me zo’n bromtoon inbeeld als ik in gesprek ga. Hun superioriteit, reëel of gepercipieerd, moet gerespecteerd en af en toe benoemd worden. Het zijn de mannen – meestal zijn het mannen – die te pas en te onpas gedachtengoed claimen en in de schijnwerpers willen staan, vaak tot ver na hun pensioen.

Tegenover prestige staat nieuwsgierigheid als drijfveer. Dat is de meest pure drijfveer in het onderzoek waarbij de mening van de medemens irrelevant is: het is de onderzoeker die belangeloos de natuur, kosmos of geest probeert te doorgronden. Tijdens mijn allereerste werktrip als promovendus ontmoette ik in een Schotse kroeg een Chinese postdoc muggenonderzoeker. Vol enthousiasme vertelde hij over zijn afgeronde promotieonderzoek. Destijds onderzocht hij bij kakkerlakken de functie van de haartjes op een van de middelste pootsegmenten.  Na drie jaar onderzoek concludeerde hij dat die geen enkele functie hadden. ‘Geen enkele functie!’, zei hij enthousiast, ‘Wie had dat gedacht? Fascinerend!’. Ik knikte, enigszins verward. Nieuwsgierigheid lijkt soms de enige acceptabele drijfveer voor onderzoekers te zijn, al het andere is water bij de wijn. Tijdens een cursus voor jonge onderzoeksleiders gaf een medisch onderzoekster met schaamrood op de kaken toe dat zij misschien niet helemaal gedreven werd door nieuwsgierigheid. Ze wilde vooral iets zinnigs doen met haar onderzoek. Ik herkende haar gevoel. Het voelt wat soft maar ik ontleen een aanzienlijk deel van mijn motivatie aan de mogelijke relevantie van mijn projecten. Het is prachtig dat het mogelijk is nieuwsgierigheid met maatschappelijk nut te combineren. Maar het maakt ook kwetsbaar. Ik merk nu zelf dat binnen mijn onderzoeksniche veel van de grote vragen (bijna) beantwoord zijn. Er blijven voldoende interessante dingen te ontdekken maar de grote vragen, de vragen die gezondheidsbeleid gaan beïnvloeden, zijn goeddeels beantwoord. Ik kan hierdoor niet vol overtuiging doorgaan met het onderzoeksveld waarin ik naam heb gemaakt en moet mijn activiteiten vrij drastisch gaan verleggen om mijn werk als nuttig te blijven ervaren.

Gelukkig is er naast prestige, nieuwsgierigheid en maatschappelijke relevantie nog een vierde drijfveer: het opleiden en enthousiasmeren van nieuwe onderzoekers. Daar put ik recentelijk steeds meer vreugde uit. Dat is prachtig werk en houd ik een leven lang vol.