naar overzicht

Idols met hersencellen

‘Dit voelt enorm verkeerd’, zucht een Israëlische evolutionair bioloog terwijl hij zijn jasje uittrekt. Zweetplekken onder zijn armen verraden de opgelopen spanning. Terwijl ik me probeer te concentreren op mijn aantekeningen zie ik vanuit mijn ooghoek een Noorse neurobiologe worstelen met haar hakken die duidelijk hoger zijn dan ze normaal in haar laboratorium draagt. Wij mogen onze excellentie pitchen in Brussel in de hoop een persoonlijke beurs van de European Research Council (ERC) te ontvangen. 

Ik draag een pak zonder stropdas en beken aan mijn eveneens dasloze Israëlische collega dat het mij niet lukt om zonder hulp een das fatsoenlijk te knopen. Hij heeft dezelfde beperking. Op kritieke momenten in onze carrière bekeken we allebei een scène uit de film Das leben der anderen herhaaldelijk in slow motion – een scène waarin de hoofdpersoon van zijn buurvrouw heldere instructies krijgt bij het strikken van zijn das. Onze onhandigheid schept een band. Het andere verbroederende element is dat we ons beiden zeer ongelukkig voelen met wat er van ons gevraagd wordt. We moeten onszelf ophemelen in een korte presentatie, gevolgd door een kort spervuur aan vragen van een panel zonder directe kennis over ons werk. Nu we op interview mogen komen, is onze slagingskans 20-30%. Dat klinkt goed maar veel uitstekende collega’s haalden het interview niet. De slagingskans was slechts 8% toen ik mijn 35 pagina’s tellende voorstel indiende. Deze academische evenknie van het programma Idols is ongemakkelijk maar wel verklaarbaar. De slagingskansen van beursaanvragen zijn de afgelopen decennia sterk gedaald. Zo sterk dat er op dit moment door onderzoekers en universiteiten net zoveel wordt geïnvesteerd in het schrijven van beursaanvragen als dat er aan beurzen uitgekeerd wordt [1]. De universiteit als een buitensporig onrendabel boerenbedrijf dat in april exact evenveel aardappels poot als het september oogst. Natuurlijk klopt deze vergelijking niet helemaal. Bij een beursaanvraag duurt het immers veel langer voordat het resultaat bekend is. Terwijl iedere boer met zo’n gebrekkige productiviteit onmiddellijk zou stoppen, stimuleren universiteiten jaar in jaar uit hun toponderzoekers om die beursaanvragen te schrijven. Hoe gaan we dit oplossen? We zouden onderzoeksbeurzen door loting kunnen toewijzen. Met een harde kwaliteitsondergrens om mee te mogen doen, is loting een prima manier om geld eerlijk te verdelen. Zeker als het een soort postcodeloterij is waar ook omwoners - de essentiële groepsleden van de onderzoeker – meeprofiteren. Onderzoeksvoorstellen kunnen dan korter zijn en ook het schrappen van de verdediging geeft onderzoekers tijd om daadwerkelijk onderzoek te doen. Uiteraard moet de slagingskans ook omhoog. Misschien moeten de beurzen daarvoor kleiner worden. De ERC beurs die ik misschien krijg bedraagt €2 miljoen. De helft zou eigenlijk ook genoeg zijn. Zo’n beurs is namelijk vooral een katalysator om je productiviteit op te krikken en ook andere gelden binnen te halen. Geld maakt geld, zeker ook in de wetenschap. Met een ERC beurs is de kans op een Nederlandse VIDI of VICI beurs meteen veel groter. En daar ligt natuurlijk een andere oneerlijkheid. Ik speel sterk met de gedachte om, mocht ik mijn 2 miljoen krijgen, geen VICI voorstel in te dienen. Met zoveel uitstekende onderzoekers en zo weinig geld, is het moeilijk te verantwoorden dat teveel geld bij dezelfde personen terechtkomt. Geef dat geld maar aan die andere wetenschapper die het evengoed verdient. 

 

1.  Gross & Bergstrom. Contest models highlight inherent inefficiencies of scientific funding competitions. PLoS Biology 2019; e3000065