naar overzicht

Krokodillen en elektrocuties

Op het moment dat mijn vrouw met een beurs van het Europese Centers for Disease Control in een vijfsterrenhotel in Athene verblijft, zit ik voor een Marie Curie project in een gammel hol in het economisch bijna even perspectiefloze Noord-Oeganda. We werken in Apac, een gebied dat in Time Magazine beschreven werd als de/het anus mundi op het gebied van armoede en infectieziekten. De journalist vond het zo vreselijk dat hij er zelfs niet wilde overnachten en na zijn reportage de 5 uur durende terugreis naar Kampala ondernam om daar te kunnen slapen. Een beetje overdreven maar de faciliteiten zijn inderdaad niet geweldig en de reisgidsen besteden enkel ruimte aan het Verzetsleger van de Heer van Joseph Koni, dat hier tot zes jaar geleden huishield. Er is inmiddels een draaglijk hotel waar ik nu voor de derde keer verblijf. Rumoerig en royaal bedeeld met muggen en kakkerlakken maar verder prima. Iedere keer als ik een douche neem krijg ik wel een elektrische schok van de kraan. Eerst dacht ik dat het aan mij lag maar ook andere gasten blijken er last van te hebben. Bij navraag bij de hoteleigenaar bevestigde deze dat de bekabeling inderdaad niet optimaal was en bood me gratis slippers aan om permanente schade door elektrocutie te voorkomen. Een echte Afrikaanse oplossing. De Time-journalist had overigens gelijk met zijn verhaal over de incidentie van infectieziekten. Enorm veel malaria, veel aids, bilharzia en krokodillen. Krokodillen vallen strikt gesproken niet onder de infectieziekten maar beperken de zwempret uiteraard wel. Er zijn overigens voldoende andere redenen om het moeraswater te mijden. Naast bilharzia, een parasiet die je huid binnendringt en je bloed laat plassen/poepen voordat je abcessen in hersenen of ruggenmerg ontwikkelt, komt ook dracunculus nog voor. Een parasiet die met uitsterven wordt bedreigd maar nog floreert in de minder bedeelde gebieden in Afrika. Het beestje dringt als larve je  lichaam binnen via besmet drinkwater en vormt na paar weken een worm van enkele tientallen centimeters lang. Na een aantal maanden krijg je een gaatje bij je voet waardoor de worm met de buitenwereld communiceert en larven vrijlaat. De behandeling vormt een ideaal argument voor mensen die liever naar Terschelling op vakantie gaan: de enige optie is om de worm langzaam uit je lichaam te trekken. Mocht je dit ooit willen doen: zorg dan dat je de worm te pakken krijgt zodra deze zijn kopje laat zien door het gat in je voet. Grijp de kop en wikkel deze om een stokje. Vervolgens moet je de worm heel langzaam om het stokje rollen. Als de worm breekt zijn de rapen gaar dus neem een paar dagen de tijd. Zei ik ‘dagen’? Ik bedoel natuurlijk een paar weken tot maanden. Daarna is de worm netjes opgerold. Waarschijnlijk is deze parasiet de oorspronkelijke achtergrond voor de esculaap, de ‘slang’ gewikkeld rond een stok die artsen op hun auto plakken om een gratis parkeerplaats te claimen.

Wij zijn bezig met een longitudinale studie in Abedi, een klein dorp in het moeras vlakbij Apac, waar we 500 personen een paar maanden volgen. Tweehonderd vijftig kinderen van 1-5 jaar, 125 tussen de 6 en 10 jaar en 125 volwassenen. De eerste groep is grotendeels niet-immuun voor malaria en ziet de meeste ernstige ziekte en sterfte. De tweede groep heeft veelal voldoende immuniteit om de infectie enigszins onder controle te houden terwijl de volwassen waarschijnlijk al een paar honderd keer blootgesteld zijn en geen symptomen meer ondervinden maar nog wel geïnfecteerd kunnen raken. In ons cohort kunnen we de verschillen in immuunrespons tussen de leeftijdsgroepen bekijken en in de tijd bestuderen waarin de kinderen die ‘beschermd’ zijn verschillen van hun leeftijdsgenoten die wel ziek worden of zelfs overlijden. Soortgelijke studies zijn al vaker gedaan maar met conflicterende resultaten en nooit met onze hippe nieuwe technieken: vijfhonderd in bacteriën gekweekte parasiet-eiwiten op een microchip en volledige ontrafeling van het parasietgenoom. Daarnaast is onze studieopzet wat anders. Beter, geloof ik. Het werk verloopt vlot. Met een team van 12 mensen nodigen we rap mensen uit nadat we hun huizen met GPS in kaart hebben gebracht. Eén team legt de studie uit; drie artsen screenen op ernstige chronische ziekten en ondervoeding en vier laboranten (af en toe draai ik zelf ook mee) nemen een klein vingerprik bloedmonster en screenen op zwangerschap en bloedarmoede. Om er zeker van te zijn dat we kinderen en volwassenen gedurende een jaar terug kunnen vinden maken we voor iedereen een soort studiepaspoort met foto en identificerende gegevens. Demografische gegevens zijn altijd interessant om te verzamelen. In Europa zou je voor sociaal economische status naar een maandinkomen vragen. Hier kan dat uiteraard niet en komt het neer op een gewogen som van luxebezittingen als fiets, polshorloge, matras, golfplaten dak en veestapel. Dat werkt prima, al is het soms ook meteen een indicatie voor de mentale gesteldheid van deelnemers. Zo bleken de twee rijkste gezinnen een televisie te bezitten terwijl er geen elektriciteit in Abedi is. Ik heb uit meligheid bij hen ook naar een iPad geïnformeerd maar die grap kwam niet helemaal over. Na de verzameling van monsters en achtergrond- informatie ontwormen we iedereen, behandelen we voor malaria en verzorgen we een nieuw bednet. Zo kan iedereen met een schone lei aan de studie beginnen en voorkomen we hopelijk een deel van de sterfte. Daarna begint het tijdrovende werk. Ik snel iedere dag om een uur of vier terug naar het lab in Apac om de eerste bloedmonsters op te werken. Om een uur of zeven volgt een tweede lading monsters en om tien ’s avonds staat het laatste monster in de -80°C vriezer. Die vriezer heeft twee nadelen. Allereerst wordt het erg heet in het lab zodat het zweet me de handschoenen uitloopt. Daarnaast vreet het apparaat uiteraard energie. Nu kan ik mijn GroenLinks principes wel even overboord zetten maar in het hele dorp zijn de lampen gedimd vanaf het moment dat wij de vriezer hebben aangezet. Als er geen stroom is, zoals vandaag en gisteren de hele dag, draait het lab op een generator. Met ons stroomverbruik komt dat neer op een kleine honderd liter diesel per dag. Niet erg goedkoop. Maar goed: het einde is in zicht. De helft van de monsters kan ik straks weer tussen mijn onderbroeken verstoppen zodat British Airways geen lastige vragen gaat stellen (al heb ik de benodigde papieren) en vervolgens kunnen we er in Londen vrolijk mee aan de slag. De andere helft van de monsters blijft bij onze Oegandese collega’s zodat ook een aantal lokale promovendi voldoende materiaal heeft om mee te kunnen werken.