naar overzicht

Racisme in wetenschapsland

“Het zijn luie relschoppers”. De Keniaanse arts is fel en kiest een andere kant dan ik had verwacht. We hobbelen met acht personen in een Landcruiser over een landweg nabij Pinglikani en bespreken het meest gevoelige onderwerp van het moment: een rechtszaak waarin zes Keniaanse onderzoekers een Brits-Keniaans onderzoeksinstituut aanklaagden voor ‘institutioneel racisme’. De zes beweerden dat ze onterecht op weinig prominente plekken op auteurslijsten van artikelen terechtgekomen waren en dat ze te weinig carrièremogelijkheden hadden gekregen. De rechter gaf hen gelijk en kende een schadevergoeding van 30 miljoen shilling (275.000 euro) toe.

Gelukkig is de tijd voorbij dat een Europese onderzoeker in een Afrikaans land bloedmonsters kan verzamelen en deze in zijn eentje kan analyseren en rapporteren. Als tropenonderzoeker word je geacht bij te dragen aan het opbouwen van infrastructuur en kritische massa ter plekke. Soms reikt deze capaciteitsopbouw niet verder dan een goedbedoelde gedachte dat de eerste plaats op de auteurslijst van artikelen af en toe voor een Afrikaanse onderzoeker moet zijn. Het ideaalbeeld gaat veel verder: Afrikaanse onderzoekers krijgen ondersteuning en mogelijkheden om eigen onderzoeksgelden te verwerven en de onderzoeksagenda te bepalen. Ik ken meerdere Afrikaanse malariaonderzoekers die volledig voldoen aan dit ideaalbeeld. Toch is het vaak worstelen. Het Keniaanse instituut dat betrokken was bij de rechtszaak kreeg al langer kritiek dat alle wetenschappelijke posities in handen waren van de Europeanen. In Tanzania deden wij het enkele jaren geleden radicaal anders. Alles moest ‘voor en door Tanzanianen’. Labmateriaal dat onwaarschijnlijk lastig te krijgen was, moest van de subsidiegever tegen extreem hoge prijzen lokaal worden aangeschaft. Dit moest de lokale economie stimuleren maar stimuleerde vooral een tevreden Indische tussenhandelaar. Ook onze computers moesten lokaal zijn. Een zevental peperdure laptops kochten we, om er al snel achter te komen dat alle geïnstalleerde software illegaal was en enkel de buitenkant uit authentieke Toshiba-onderdelen bestond. Zelf kozen we ervoor om iedere Nederlandse promovendus te koppelen aan een Tanzaniaan. Een prima concept, al moesten enkele van onze weledelzeergeleerde Tanzaniaanse collega’s door hun promotie gesleept worden. Ze hadden eenvoudigweg teveel academische achterstand om volledig aan de Nederlandse eisen te voldoen. Daar zit een dilemma: moet je Afrikaanse en Nederlandse promovendi anders beoordelen? Een gammele promotie van een uitstekende Tanzaniaanse farmacoloog kan immers bijdragen aan een ziekenhuisapotheek waar voldoende kennis aanwezig is om onderzoek te begrijpen en ondersteunen. Een gammele promotie kan echter ook leiden tot een incapabele doctor die zitting neemt in een goedbetaalde ethische commissie en daar onderzoek dat hij niet begrijpt moet beoordelen, maar slechts louter frustreert.

De Keniaanse artsen hadden – zo concluderen mijn reisgenoten – de troefkaart ‘racisme’ handig uitgespeeld, maar hadden feitelijk weinig in de academische melk te brokkelen. Mijn reisgenoten concludeerden ook dat de rechtszaak een zeer reëel pijnpunt in de wetenschappelijke samenwerking had blootgelegd.