Verwaarlozing komt in gradaties
Opkijkend van mijn microscoop zag ik een slang van meer dan een meter lang door de struiken glijden. Nyoka, nyoka, (slang, slang) klonk het paniekerig onder de wachtende patiënten. Kinderen werden snel door moeders op schoot genomen terwijl ik met een paar andere mannen stokken zocht.
Ik gebruik mijn slangen- en ongedierteverhalen graag bij onderwijs. Zelfs een taai college in onderzoeksmethodologie wordt draaglijk als de docent af en toe een volslagen zinloos zijstapje maakt naar een onaangename ontmoeting met een schorpioen op een hurktoilet in Ghana of het vangen van een vogelspin met een Tanzaniaanse Pringles koker. Het verfrissende van een slangenverhaal bij een college staat in schrijnend contrast met het drama van slangenbeten en het dramatische gebrek aan aandacht.
In november was ik op het grootste congres voor tropengeneeskunde wereldwijd. Van de 2522 congrespresentaties gingen er welgeteld twee over slangenbeten. Een wetenschapper beschreef de situatie in Zuid Kenia waar in een enkel jaar 5% van de huishoudens een slangenbeet meemaakte. De levensgevaarlijke zwarte mamba, dezelfde slang die ik in 2004 doodde, was verantwoordelijk voor bijna de helft van de beten. Jaarlijks overlijden meer dan 100,000 mensen aan een beet van een gifslang; het aantal slachtoffers dat de beet met permanente schade zoals verminking of verlies van ledenmaten overleeft is viermaal groter. Op de plekken waar het risico het grootst is, in rurale gebieden in Afrika en Azië, is tegengif vrijwel onbetaalbaar en meestal onbeschikbaar. De situatie werd nog schrijnender toen Sanofi-Pasteur in 2014 stopte met het produceren van antigif voor Afrikaanse slangen. Afrikaanse gezondheidsprogramma’s zoeken soms hun toevlucht tot Indiase producten, ontwikkeld voor Indiase slangen. Een cobra is een cobra, nietwaar? Helaas hebben uiterlijk vergelijkbare dieren soms minder overeenkomsten dan je zou wensen. In 1847 dacht de Britse William MacKinnon een elegante oplossing gevonden te hebben voor de onhandelbare Afrikaanse olifant die met geen mogelijkheid aan het werk gezet kon worden. Met een unieke combinatie van paternalisme en naïviteit op het vlak van de biologie importeerde hij een aantal gedweeë, hardwerkende Indiase olifanten om hun Afrikaanse neven en nichten te onderwijzen. De olifanten hadden uiteraard geen boodschap aan elkaar. Het gelijkschakelen van Indiase en Afrikaanse gifslangen blijkt even vruchteloos: Indiaas tegengif werkt niet goed bij beten in Afrika.
Het tweede congresverhaal over slangenbeten miste ik, bedolven onder de honderden praatjes over malaria. De slangenonderzoeker gaf aan stikjaloers te zijn op de aandacht die malaria krijgt; een filariasis onderzoekster viel hem bij. Voor het eerst schaamde ik me een beetje dat ik aan malaria werkte, een ziekte die in vergelijking zeer goed bedeeld is. Ik voelde vooral ontzag voor de onderzoekers en gezondheidswerkers die zich bezighouden met neglected tropical diseases, waar slangenbeten sinds dit jaar ook toe behoren. NTDs, zoals ze gemakshalve genoemd worden, bieden weinig kans op financiering, weinig prestige en lijken een garantie voor een moeizame carrière. Maar wel een zeer bewonderenswaardige. Voor malaria is het afgelopen decennium inderdaad veel veranderd: meer aandacht en veel meer geld. Dat zorgt voor nadelen als toegenomen (ongezonde) competitie, opportunisme en prestigezucht maar vooral voor voordelen als realistischer financieringskansen en enorme successen in het terugdringen van het gezondheidsprobleem. Laten we hopen dat er voor andere armoedeziektes eenzelfde toekomst is. Aan de daadkracht van de onderzoekers zal het niet liggen.
De foto is uit Yaounde, Kameroen, waar de slangen die rondom het laboratorium gedood werden bewaard bleven.